Welke grondslagen zijn er om informatie te delen en wanneer kan ik mijn beroepsgeheim doorbreken?

Bij het delen van informatie over cliënten worden persoonsgegevens uitgewisseld. Daarop is de Algemene verordening gegevensbescherming van toepassing. Er is een verschil tussen gewone persoonsgegevens en bijzondere persoonsgegevens.

Gewone persoonsgegevens

Gewone persoonsgegevens zijn gegevens zoals naam, adres, telefoonnummer, leeftijd. Gewone persoonsgegevens kunnen alleen worden gedeeld als er een grondslag is. Er zijn zes mogelijke grondslagen om gewone persoonsgegevens te delen. Dat zijn:

  • Toestemming van de cliënt: Je mag informatie delen als je toestemming hebt van de cliënt. De cliënt moet die toestemming vrijelijk (dus niet onder druk) en uitdrukkelijk geven. Als een cliënt afhankelijk is, bijvoorbeeld voor het krijgen van een uitkering,  dan kan toestemming niet vrijelijk worden gegeven. Hij moet ook begrijpen waarvoor hij toestemming geeft en goed weten welke informatie je doorgeeft, aan wie en met welk doel. Daarnaast moet de toestemming specifiek gaan over de informatie die wordt uitgewisseld. De cliënt kan de toestemming te allen tijde intrekken.
  • Overeenkomst: Je mag informatie delen als je een overeenkomst hebt met iemand en hiervoor het verwerken van persoonsgegevens noodzakelijk is.
  • Wettelijke verplichting: Je mag informatie delen als dit noodzakelijk is om aan een wettelijke verplichting te voldoen. Bijvoorbeeld: een hulpverlener heeft een bevel van de politie gekregen om hen bepaalde persoonsgegevens te verstrekken.
  • Vitaal belang: Je mag informatie delen als dat essentieel is voor iemands leven of gezondheid (of dat van een ander) en die persoon niet om toestemming gevraagd kan worden.
  • Publieke taak/algemeen belang: Je mag informatie delen als dat nodig is voor het uitvoeren van een publieke taak. Publieke taken worden gefinancierd door de overheid en zijn in de wet vastgelegd. Je mag ook informatie uitwisselen als het gebeurt in het algemeen belang, dus in het belang van alle inwoners van Nederland.
  • Gerechtvaardigd belang: Dit belang moet rechtmatig, voldoende duidelijk zijn verwoord en ook echt aanwezig zijn. Dat is zo wanneer een verwerking aantoonbaar noodzakelijk is om bedrijfsactiviteiten te verrichten en dit zwaarder weegt dan het privacybelang van de betrokkene. Onder deze grondslag valt ook het gebruik van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

Bijzondere persoonsgegevens

Daarnaast zijn er ‘bijzondere’ persoonsgegevens, dat zijn:

  • Persoonsgegevens waaruit ras of etnische afkomst blijkt;
  • Persoonsgegevens waaruit religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen blijken;
  • Gegevens over gezondheid;
  • Gegevens met betrekking tot iemands seksueel gedrag of seksuele gerichtheid.

Er zijn uitzonderingen om bijzondere persoonsgegevens te verwerken. Als er één van de zes grondslagen voor gewone persoonsgegevens van toepassing is én één van onderstaande uitzonderingen dan kun je de bijzondere persoonsgegevens verwerken.

Uit Algemene verordening gegevensuitwisseling:  

  • Als iemand uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de verwerking van zijn/haar persoonsgegevens.
  • Als de verwerking noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van verplichtingen en de uitoefening van specifieke rechten van u of de betrokken persoon. Dit op het gebied van het arbeidsrecht en het sociale zekerheids- en sociale beschermingsrecht.
  • Als de verwerking noodzakelijk is ter bescherming van de vitale belangen van de betrokken persoon of van een andere natuurlijke persoon. Dit geldt alleen wanneer diegene  fysiek of juridisch niet in staat is om zijn toestemming te geven.
  • Als de verwerking betrekking heeft op persoonsgegevens die kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt.
  • Als de verwerking noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering. Of wanneer gerechten handelen in het kader van hun rechtsbevoegdheid.
  • Als de verwerking noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang.
  • Als de verwerking noodzakelijk is voor doeleinden van preventieve of (arbeids)geneeskunde aard. Zoals het beoordelen van arbeidsgeschiktheid en/of het verstrekken van gezondheidszorg.
  • Als de verwerking noodzakelijk is om redenen van algemeen belang op het gebied van de volksgezondheid.

Uit artikel 30 uitvoeringswet AVG – Bijzondere persoonsgegevens mogen worden gedeeld als:

  • Een goede uitvoering van wettelijke voorschriften, pensioenregelingen of collectieve arbeidsovereenkomsten die voorzien in aanspraken die afhankelijk zijn van de gezondheidstoestand van de betrokkene aanwezig zijn.
  • Het gaat om de re-integratie of begeleiding van werknemers of uitkeringsgerechtigden in verband met ziekte of arbeidsongeschiktheid.
  • Als het gaat om scholen, voor zover de verwerking met het oog op de speciale begeleiding van leerlingen of het treffen van bijzondere voorzieningen in verband met hun gezondheidstoestand noodzakelijk is.
  • Als het gaat om een reclasseringsinstelling, een bijzondere reclasseringsambtenaar, de raad voor de kinderbescherming, de gecertificeerde instelling, voor zover de verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van de aan hen opgedragen wettelijke taken.
  • Als het gaat om hulpverleners, instellingen of voorzieningen voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening, voor zover de verwerking noodzakelijk is met het oog op een goede behandeling of verzorging van de betrokkene dan wel het beheer van de betreffende instelling of beroepspraktijk.

Beroepsgeheim

Alle zorgprofessionals met een BIG-registratie en jeugdprofessionals hebben een geheimhoudingsplicht op grond van wetgeving en beroepscodes. Dit zijn onder meer: medici, artsen, verpleegkundigen, jeugdbeschermers, psychologen, paramedici en maatschappelijk werkers. In bepaalde situaties is het nodig informatie te delen en de geheimhoudingsplicht te doorbreken. 

Uitzonderingen om beroepsgeheim te doorbreken:

  • Als de patiënt toestemming heeft gegeven. Toestemming is niet nodig als je wilt delen met professionals die direct (rechtstreeks) betrokken zijn bij dezelfde behandelrelatie met de patiënt.
  • Als de wet dat bepaalt. Een voorbeeld is de wet publieke gezondheid die een meldingsprocedure bij euthanasie voorschrijft.
  • Bij een conflict van plichten. Het gaat dan om situaties waarin een zorgprofessional het beroepsgeheim na een zorgvuldige afweging moet doorbreken om een ernstig nadeel voor de patiënt of een ander persoon te voorkomen. Bijvoorbeeld in het geval van huiselijk geweld of kindermishandeling: dan is overigens ook sprake van een wettelijk meldrecht. In de KNMG-richtlijn “Omgaan met medische gegevens” (zie link onder) staat hierover meer informatie.
  • De verplichting om de gezinsvoogd/ jeugdbeschermer te informeren over zaken die van belang zijn voor de ondertoezichtstelling

Andere professionals die werkzaam zijn in het Sociaal Domein zoals leraren, medewerkers kinderopvang en welzijnswerkers, hebben weliswaar geen beroepsgeheim, maar moeten zich ook houden aan de privacy en vertrouwelijkheid van informatie die hun ter ore komt. Voor veel beroepen zijn in dat verband beroepsregels opgesteld.

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Alle professionals hebben een meldrecht. Dat betekent dat je mag afwegen of je zonder toestemming van je cliënt informatie geeft aan andere professionals en/of Veilig Thuis. Een hulpmiddel hierbij is de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Per 1 januari 2019 verandert de meldcode. Het wordt een professionele norm om melding te doen bij Veilig Thuis als er vermoedens zijn van acute en structurele onveiligheid. De 5 stappen uit de meldcode blijven bestaan, maar stap 4 en 5 worden aangepast. In stap 5 vervalt het onderscheid tussen hulp verlenen of melden. De beroepskracht neemt in de nieuwe situatie twee losse besluiten:

  • Is melden bij Veilig Thuis noodzakelijk? (altijd bij vermoeden van acute of structurele onveiligheid)
  • Is zelf hulp bieden of organiseren ook (in voldoende mate) mogelijk?

Als hulpmiddel om te komen tot het besluit om te melden is het per 1 januari 2019 verplicht om als beroepskracht een afwegingskader te gebruiken in stap 4 en 5 van de meldcode.